  Terug naar de introductie
Ons verhaal begint bij de stad Kampen. Niet dat onze familie in deze stad woonde, maar wel in de omgeving ervan. De ontwikkeling van Kampen is dus ook belangrijk geweest voor onze familie. Zeker is dat er al in de twaalfde eeuw bebouwing is geweest op de plek waar nu Kampen ligt. Rond 1236 krijgt Kampen stadsrechten van de bisschop van Utrecht. Kampen is weliswaar een zelfstandige stad, maar het gewest waar het in ligt, het Oversticht (= nu Overijssel), hoort bij het (Neder)Sticht (= nu Utrecht). En aangezien de bisschop van Utrecht ook bestuurlijk de baas is over zijn gewest, valt Kampen dus onder Utrecht.
Kampen wordt gesticht op de plek waar de rivier de IJssel in de Zuiderzee uitmondt. In de middeleeuwen is de IJssel veel beter bevaarbaar dan nu en het isdan ook een belangrijke handelsroute. Alleen al het feit dat er diverse Hanzesteden (zoals Deventer, Zutphen, Zwolle en Hasselt) aan of dichtbij de IJssel liggen, bewijst dit. Aan de vorm van de stad Kampen kan al worden gezien dat de IJssel een enorm belangrijke rol speelde in het dagelijks leven van de burgers van de stad.
De eerste eeuwen van de stad Kampen zijn glorierijke tijden. De stad groeit als kool dankzij de handel. Kampen wordt aan het einde van de middeleeuwen ook lid van de Hanze, een verbond van handelssteden in het noorden van Europa, en speelde daarin een belangrijke rol. Veel karakteristieke gebouwen van de stad, die ook in onze familiegeschiedenis een rol speelden, zoals de Bovenkerk (of Nicolaaskerk, naar de beschermheilige van de handelaren) en de Broederenkerk, zijn in deze periode gebouwd. Kampen is in die tijd zelfs de grootste stad van wat later Nederland zou worden!
 Thea Beckman vertelt in haar boek Hasse Simonsdochter over de stad aan het einde van de middeleeuwen: ‘Een kerk zo groot en hoog als de hemel. Straten en stegen, vol mensen, prachtig gekleed, die deftig met elkaar spraken en soms zomaar stenen huizen binnengingen. Hoge zware poorten, wagens door paarden getrokken waar de voerman naast liep, schreeuwend dat de voorbijgangers opzij moesten gaan. Een indrukwekkend raadhuis met de schepentoren, waarnaast de ijzeren kooi hing; daarin werden misdadigers tentoongesteld. De Vismarkt bij de Vispoort waar de stank je op de keel sloeg. En dan al die pakhuizen, waar goederen werden binnengebracht of uitgedragen, en de tientallen schepen langs de IJsselkade getooid met vlaggen, wimpels, opgerolde zeilen. Naast de beroemde brug over de IJssel stond het tolhuis, ook al geheel van steen opgetrokken, en daarnaast het wonderlijkste bouwsel van al: een hijskraan met een rad groter dan dat van een watermolen, waarin mannen liepen. Ze liepen en liepen, drukten met hun blote voeten op de spaken van het rad en kwamen toch niet vooruit, maar het rad draaide en wond de lier op waarmee zware vrachten uit de schepen werden getild.’
Aan het einde van de middeleeuwen verzandt de IJssel en raken de Hanzesteden aan deze rivier hun vooraanstaande positie langzaam maar zeker kwijt aan steden in Holland en Zeeland. De nekslag komt in 1672, het Rampjaar, en daarna is Kampen nooit meer geworden dan een provinciestad. Hoewel de zeventiende eeuw voor Kampen dus zeker geen Gouden Eeuw is geweest, begint toch in die tijd en die omgeving onze familiegeschiedenis….
Naar boven
 |